Aero Holland Dakota verongelukt bij Oslo

De Aero Holland DC-3 PH-TFA verongelukt vlak voor de landing op Oslo op 20 november 1949

 

Toedracht Het vliegtuig Inzittenden

 

De ramp met de PH-TFA

Op 20 november 1949 verdwijnt de Aero Holland Dakota PH-TFA op weg van Tunis naar Oslo. Later wordt het wrak gevonden aan de westkant van de Oslofjord. Er zijn 33 dodelijke slachtoffers. Eén jongetje overleeft de ramp.

 

Zondag, 20 november 1949

De PH-TFA, een DC-3 van de Nederlandse chartermaatschappij Aero Holland is met een groep Joodse kinderen op weg van Tunis naar Oslo. Tijdens de tussenlanding op het Brussels vliegveld Melsbroek wordt het vliegtuig volgetankt en kan dus 9 uur in de lucht blijven. Om 12.54 u. (Ned. tijd) start de Dakota voor het traject naar Oslo. Aan boord zijn 30 passagiers en 4 bemanningsleden. Om 17.57 u. (Ned. tijd) is er nog contact tussen het vliegveld Fornebu (Oslo) en het vliegtuig, dat zich op dat moment ca. 50 km ten zuiden van Oslo bevindt. Daarna wordt niets meer van de Dakota vernomen. De kustwachten, reddingbootstations en vuurtorenwachters worden in staat van paraatheid gebracht. Zodra volgens de berekening de brandstofvoorraad uitgeput, en het toestel dus verongelukt moet zijn, wordt alarm geslagen en rukken hulpdiensten in groten getale uit om (in duisternis) het toestel te zoeken. Daarbij zijn duizenden (!) militairen, vrijwilligers, vliegtuigen en schepen betrokken.

Na 2 dagen zoeken, op 22 november, vindt men het wrak op de beboste Westoever van de Oslofjord, tussen Filtvedt en Storsand, nabij de stad Drammen, op het schiereiland Hurum. Het is een onherbergzaam gebied vrijwel zonder wegen en telefoonaansluitingen. Het vliegtuig blijkt 40 meter door het bos geploegd te zijn en raakte daarbij grotendeels vernield. Het staartstuk is echter nog intact en hierin treft men (op de WC), als enige overlevende, een jongen. Deze wordt naar het ziekenhuis in Drammen vervoerd. De lichamen van alle slachtoffers kunnen worden geborgen en geïdentificeerd.

 

Het onderzoek naar de oorzaak van de ramp

De Noorse autoriteiten onderzoeken het ongeval en publiceren in februari 1951 hun bevindingen.

Er waren geen technische oorzaken of mechanische gebreken aan het vliegtuig. Door de mist en laaghangende bewolking was het vliegen op de instrumenten voorgeschreven, maar de piloot blijkt op zicht te hebben gevlogen en deed dat op een hoogte van ca. 350 meter toen de Dakota de bomen op de heuvel raakte en neerstortte. De voorgeschreven hoogte was op dat moment (bij het vliegen op de instrumenten!) 1000 meter.
Ook de geldende bepalingen voor het vliegen over Noors gebied zijn niet nagekomen. De Noorse verkeersleiding in Fornebu (Oslo) heeft de vlucht, in strijd met de voorschriften, toegelaten. Tenslotte bleek de bemanning van het Aero Holland toestel, door een lange en vermoeiende dienst, oververmoeid te zijn geweest.

De eindconclusie van de Noren luidt:


 

Het vliegtuig

het zustertoestel de ph-tfb

De PH-TFA was een Douglas DC-3 van het type C-47A en daarmee een z.g. "Dakota." Dit was de (Britse) nickname die dit type DC-3 kreeg tijdens de 2e wereldoorlog, waarin grote aantallen C-47's als millitair transportvliegtuig dienst deden op tal van plaatsen en missies. Na de oorlog kwamen deze vliegtuigen massaal ter beschikking van de burgerluchtvaart en zouden zij (na verbouwing tot civiel vliegtuig) nog tientallen jaren vliegen bij veel luchtvaartmaatschappijen "all over the world".

De PH-TFA droeg constructienummer 13462 en werd op 1 oktober 1949 onder nummer 154 op naam van NV Aero Holland te Ypenburg ingeschreven in het Nederlands Luchtvaartuigregister.
Eerder had het toestel (na militair gebruik) de registratie PH-NCR gehad.

De Dakota was uitgerust met 2 Pratt & Whitney R.1830 motoren van 1200 pk elk. Het maximum startgewicht bedroeg 12.710 kg, de kruissnelheid was 285 km/u en het vliegbereik 1800 km. Ook de KLM vloog met toestellen van dit type, en deed dit vooral op de Europese lijnen. Voorts hebben Martinair en Moorman Air de Dakota in dienst gehad.

De inschrijving van de TFA werd op 23 november 1949 doorgehaald.

 

Aero Holland was een (de eerste?) Nederlandse chartermaatschappij, door samenwerking tussen de Stoomvaart Maatschappij "Nederland" en Frits Diepen Vliegtuigen N.V. opgericht op 1 januari 1948 met thuisbasis het vliegveld Ypenburg. Aero Holland heeft niet lang bestaan. Door economische tegenwind, concurrentie van de KLM en het hier beschreven ongeluk besloot men eind 1949 de maatschappij te liquideren.

 

Naar begin


Bemanning en passagiers

De bemanning bestond uit L. Frouws (gezagvoerder), A. v.d. Touw (2e vlieger), M. Westenberg (radiotelegrafist) en K. Stukje (boordwerktuigkundige).

De 29 passagiers waren 26 Joodse kinderen (10-12 jaar) uit Tunesië en drie volwassenen (vermoedelijk Zweedse begeleidsters).
De kinderen behoorden tot de velen uit Noord Afrika en het Midden Oosten die, levend onder zeer armoedige omstandigheden in de kampen voor "displaced persons", leden aan infectieziekten en tuberculose. Door de hulporganisatie O.S.E. (Organisation Secours Enfants) werden veel van hen naar diverse landen gezonden om aan te sterken. De groep aan boord van de TFA was op weg naar Noorwegen, ter opname in het sanatorium van Holmestrand. Na genezing zouden zij zich voegen bij hun ouders, die zich in de nieuwe Joodse staat Israël hadden gevestigd.

De enige overlevende van deze ramp was de 12-jarige Isaac Allal die zich op het moment van de crash achterin het vliegtuig (sommige bronnen schrijven: op de WC) bevond. Hij zat 42 uur bekneld voordat de vrijwillige reddingsploegen hem vonden en konden bevrijden.

Persoonsinformatie

Lodewijk Johan Frouws ( Ede, 23 april 1918) woonde in Rijswijk, was gehuwd en had geen kinderen.

Arie van der Touw (Den Haag, mei 1915) woonde in Rijswijk, was gehuwd en had geen kinderen.

Max Westenberg (Amsterdam, 11 juni 1921) woonde in Amsterdam, was gehuwd en had een kind

Klaas Harmannus Stukje (Delfzijl, 3 september 1918) woonde in Den Haag, was gehuwd en had geen kinderen.

 

De uitvaartplechtigheden

Van de Nederlandse bemanning vonden plaats op woensdag 30 november 1949.
Frouws werd begraven op de begraafplaats aan de Kleiweg in Rijswijk. V.d. Touw en Stukje werden gecremeerd op Driehuis Westerveld in Velsen. Het stoffelijk overschot van Westenberg werd ter aarde besteld op de Amsterdamse begraafplaats Zorgvlied.

De lichamen van de omgekomen kinderen en dat van een verpleegster werden per Aero Holland naar Tunis gevlogen. Een andere verpleegster werd in Israël begraven

Naar begin

Naar Hoofdpagina