H-NABR verongelukt in de Waalhaven

het wrak wordt uit het water gevist

toedracht het vliegtuig inzittenden

De KLM Fokker F.III H-NABR verongelukt vlak na de start in de Waalhaven op 24 juli 1928.

 

Het ongeluk met de H-NABR

Dinsdag 24 juli 1928

In de middag melden zich 5 dames op het Rotterdamse vliegveld Waalhaven voor het maken van een rondvlucht boven Rotterdam. Gereed staat de KLM Fokker F.III H-NABR met Schott als vlieger. De ervaren Schott vliegt sinds enkele weken op dit oudere Fokkertype. Na de gebruikelijke test van de motor, start het gezelschap om 14.48 u. in westelijke richting voor de rondvlucht.

Na 150 meter komt de Fokker los maar de positie van het vliegtuig is abnormaal: het vliegt met laaghangende staart. Een plotseling windvlaag doet het toestel naar rechts afdrijven. Met moeite trekt Schott het laaghangende toestel over het hek van het vliegveld, maar het blijft laag hangen en achter de omheining liggen de vele schepen in de Waalhaven. Schott ziet de masten van de 'Kolenmijn' op zich afkomen en kan deze, door de overtrokken toestand van het vliegtuig, niet meer ontwijken. Het landingsgestel en rechtervleugel raakt de drie voorste masten, waarvan de eerste afknapt en de tweede zijn top verliest. De aanraking met de derde mast is catastrofaal: deze vernielt de vleugel, waardoor het vliegtuig 75 meter verder in het water van de haven valt. Op een diepte van slechts 4 meter blijft het vliegtuig met de rechtervleugel op de bodem rusten; de romp ligt schuin op het water. De linkerzijde van de cabine boven.

Vanaf de omliggende schepen snellen roeibootjes toe om te redden. Reeds snel kunnen Schott en vier van de vijf passagiers worden bevrijd. De positie van het vliegtuig verandert echter steeds, en nadat de vierde passagier is bevrijd, is de cabine vrijwel geheel onder water verdwenen. De chef van de technische dienst van de KLM, Pieter Guilonard, die gekleed in het water was gesprongen, trapt het noodluik in en scheurt het linnen van de romp open. Pas 20 minuten na de crash lukt het hem de bewusteloze vijfde passagiere door het noodluik op te trekken. Er wordt direct kunstmatige ademhaling toegepast maar dit mag niet meer baten. Op weg naar het kantoor van de rivierpolitie overlijdt het slachtoffer. De overige inzittenden blijken alle verwondingen te hebben opgelopen.

Het onderzoek naar de oorzaak van de ramp

In november 1928 publiceert de daartoe ingestelde onderzoekscommissie haar conclusies n.a.v. het onderzoek naar de toedracht van het ongeval. Deze luiden:

Deze oorzaken leiden tot de aanbeveling betere procedures in te stellen volgens welke piloten worden aangewezen om bepaalde vliegtuigtypes te besturen.

Een ander advies betreft het noodluik. Geen van de passagiers bleek het noodluik, dat toch goed bereikbaar en makkelijk te openen was geweest, te hebben geopend. Men was blijkbaar niet op de hoogte van deze ontsnappingsmogelijkheid. Bij gebruik van het luik zou geen dodelijke slachtoffer zijn gevallen. Aanbevolen wordt om in de cabine duidelijke aanwijzingen aan te brengen die naar de nooduitgang leiden.

Naar begin


Het vliegtuig

De Fokker F.III H-NABR droeg constructienummer 1533 en werd in 1922 door de KLM opgebouwd uit de romp van de in 1921 verongelukte H-NABL. Op 16 juni 1922 werd het vliegtuig op naam van de KLM onder nummer 27 ingeschreven in het Nederlands luchtvaartuigregister.

Standaard werd de F.III uitgerust met een (1) Armstrong Siddeley Puma motor van 240 pk. Het vliegtuig had een kruissnelheid van 135 km/u, een maximaal startgewicht van 1900 kg en een vliegbereik van 1000 km. Er was plaats voor 5 passsagiers. De piloot zat bij dit type vliegtuig, rechts naast de motor in de open lucht.

Het wrak van de HNABR werd met behup van takels aan boord van het rijnschip 'De Tweelingen' geborgen. De inschrijving in het NLR werd op 13 augustus 1928 doorgehaald.

De H-NABR schreef luchtvaarthistorie door als eerste vliegtuig in de KLM historie vee te vervoeren. Dit gebeurde op 9 juli 1924 toen de fokstier Nico II door de lucht (in België heerste mond- en klauwzeer) vanaf Waalhaven naar Parijs werd vervoerd.


Bemanning en passagiers

Aan boord bevonden zich naast de piloot (J.J. Schott) vijf passagiers. Hun namen waren:

De dames A. ten Cate- De Lorraine Holting (53) uit Deventer (overleden); haar dochter B.H. ten Cate (19); C.F.E.G. Kappeyne (67) uit den Haag; G.N. Schiphart (29) en C.E.G.E. Dolfing (33).

Naar begin

Naar hoofdpagina