De Gaai verongelukt bij San Giacomo
KLM Douglas DC-2 PH-AKG verongelukt bij de San Bernardino Pas op 20 juli 1935
Toedracht Het vliegtuig Inzittenden Post
Op 20 juli 1935 raakt de KLM DC-2 "Gaai", komende uit Milaan en op weg naar Frankfurt, boven de Alpen in zeer zwaar weer terecht en raakt door wolken en nevel "gevangen" in het dal van de Moësa. Een poging tot noodlanding mislukt en de Gaai stort neer bij de San Bernardinopas (Zwitserland) vlakbij het kuuroord Pian San Giacomo (kanton Tessin). Alle 13 inzittenden komen om het leven.
Zondagmorgen 20 juli 1935.
Om 11.56 uur start de KLM Douglas DC-2 PH-AKG "Gaai" van het vliegveld Milaan voor de thuisreis via Frankfurt naar Schiphol. De route voert over de Alpen. In zwaar onweer vliegt gezagvoerder van der Feyst vanuit Zuidelijke richting over de pas bij San Bernardino, met het doel deze aan de Noordzijde weer te verlaten. Het hevige onweer en zware slagregens beletten hem echter elk zicht. De Noordelijke pas blijkt geheel door wolken afgesloten. Er blijft niets anders over dan te trachten door de Zuidelijke pas terug te keren. Deze blijkt inmiddels ook door wolken en nevels versperd. Daarop vliegt de Gaai, zo melden bewoners van het plaatsje Mesocco, zeker 20 minuten heen en weer in het dal van de Moësa op zoek naar een uitweg. Het vliegtuig zit als het ware in het dal "gevangen" en ontsnappen is onmogelijk. Enige minuten voor het fatale ogenblik seint marconist Aafjes naar Milaan "ik vlieg blind en zoek mijn positie." Op dat moment bevindt het toestel zich boven San Bernardino. Iets later wordt het bericht ontvangen: "wij tornen op tegen de hevige regen en de dichte mist." Dit blijkt het laatste levensteken van het toestel. Omstreeks 12.30 stort de Gaai neer tussen de dennenbomen van een berghelling nabij het kuuroord Pian San Giacomo.Op het staartstuk na wordt de Gaai volkomen vernield. Geen van de 13 inzittenden overleeft de ramp. De stewardess, mej. Hermanides leeft nog als zij uit het wrak wordt gehaald maar overlijdt zeer kort daarna.
Aanvankelijk wordt verondersteld dat de Gaai tegen een bergwand te pletter is gevlogen, maar dat blijkt niet juist. Onderzoek van het wrak toont bijvoorbeeld aan dat de benzineleiding reeds was afgesloten (er is ook geen brand uitgebroken bij de crash), het landingsgestel ingetrokken, de motoren afgezet en de landingskleppen reeds uitgezet. Een landingspoging met uitgetrokken landingsgestel zou een zekere catastrofe hebben betekend op dit zwaar geaccidenteerde terrein. Met ingetrokken wielen was er wellicht nog een kans. Van der Feijst moet dus hebben getracht een nood(buik)landing te maken. Dit blijkt ook uit de omstandigheid dat omwonenden een soort sirene hadden gehoord. En dit geluid bleek de claxon te zijn geweest die automatisch in werking wordt gesteld als de DC-2 snelheid mindert (zoals voor een landing) zonder daarbij het landingsgestel te laten zakken. Een geslaagde buiklanding was echter uitgesloten in deze omgeving met aan alle kanten hoge bergkammen en een terrein met talrijke oneffenheden in de rotsgrond. De Telegraaf schrijft op 22 juli 1935: "er is waarschijnlijk geen 20 meter oppervlak te vinden die vlak is."
In het latere rapport van de crash-onderzoekers staan de volgende concluderende passages.
De Gaai kwam op 5000 m hoogte (in een onweerswolk) terecht in sterk onderkoelde regen. Hierdoor trad plotseling zeer sterke ijsafzetting op. Door het onregelmatig losraken van ijs van de propellerbladen, traden sterke vibraties van het toestel op en werden de vliegers gedwongen om de motoren sterk te drosselen.
Met gedrosselde motoren verloor de Gaai echter snel hoogte. Pas onder de 3000 meter verdween de ijsafzetting, maar op dat flight level werd de Gaai geflankeerd door beduidend hogere bergtoppen die door het slechte weer slechts zeer beperkt en slecht zichtbaar waren. Met grote vliegkunst moeten de vliegers er in geslaagd zijn om beneden ca. 1600 meter grondzicht te krijgen en de uitweg uit het keteldal van San Giacomo te vinden. Vermoedelijk doordat deze uitgang volledig in nevelen gehuld was, zag Van der Feijst geen andere mogelijkheid dan om een noodlanding te maken. Met de motoren af, uitgetrokken flaps en ingetrokken landingsgestel moest hij een buiklanding maken op sterk geaccidenteerde terrein, bezaaid met stenen en struikgewas. Zeker zou het vliegtuig zwaar beschadigd raken, maar was een noodlanding zonder zware verwondingen aan de inzittenden mogelijk. In de linkerbocht voor de landing verloor de Gaai echter te sterk snelheid, "kiepte" voorover en sloeg op de grond te pletter waarbij alle inzittenden werden gedood.De ramp met de Gaai is de zwaarste die de KLM tot dan toe teisterde, en is (na de Kwikstaart en de Maraboe) de derde in één week. Deze week van 14 t/m 20 juli 1935 staat nadien bekend als de "zwarte week".
Door een cynisch toeval bereikt het bericht dat de Gaai is verongelukt, Schiphol juist op het moment dat daar een feeststemming heerst om de Rietvink te begroeten. De Rietvink, met gezagvoerder Parmentier, had in Bushir de inzittenden opgehaald die daar waren gestrand door het verongelukken van de Maraboe. Velen waren naar Schiphol gekomen om de geredde mensen welkom te heten. De aanvankelijke feestvreugde wordt door de jobstijding van de Gaai zwaar overschaduwd.
Doordat de KLM in een week tijd 3 toestellen heeft verloren (en bij 2 crashes ook de bemanning) is er een flink tekort aan bemanningen en materieel ontstaan. De dienst Amsterdam-Milaan v.v. (waarop de Gaai is verongelukt) wordt mede om die reden overgenomen door de Deutsche Lufthansa, waarmee de KLM deze vluchten tot dan toe in samenwerking heeft uitgevoerd.
De Douglas DC-2 Gaai (PH-AKG) werd op 22 maart 1935 door Douglas in Santa Monica (California, USA) aan de KLM overgedragen en vloog op deze datum naar New York. Van daar werd zij in gedemonteerde staat per s.s. "Bremen" naar Europa verscheept. Het schip arriveerde op 5 april in Cherbourg, waarna de Gaai 8 april in Rotterdam aankwam.
Op 30 maart 1935 werd het toestel ingeschreven in het Nederlandse Civiele luchtvaartregister. Bewijs van inschrijving nr. 160; bewijs van luchtwaardigheid nr. 201. De PH-AKG was de eerste van een reeks van 14 DC-2's die dat jaar aan de KLM werden afgeleverd.
De KLM heeft in totaal 18 toestellen van het type Douglas DC-2 in dienst gehad, waarvan de Gaai (Na de PH-AJU "Uiver") als 2e werd geregistreerd. Alle DC-2's hadden namen van vogels. De 3e registratieletter correspondeerde met de 1e letter van de vogelnaam.
De Gaai bezat 2 Wright Cyclone CGR 1820-F2 zuigermotoren van elk 750 pk. Het toestel had een kruissnelheid van 290 km/u, een maximum startgewicht van 8,4 ton bij een vliegbereik van 1750 km.
Dit geheel metalen vliegtuigtype werd door de KLM aangeschaft als vervanger voor de Fokkers, aanvankelijk vooral op de vluchten naar Indië en later ook op de Europese lijnen. De Gaai heeft overigens nimmer op de Indiëroute dienst gedaan.De verongelukte "Gaai" was de 79e door Douglas afgeleverde DC-2 en had fabrieksnummer c/n 1335.
Aan boord bevonden zich 13 personen: 4 bemanningsleden en 9 passagiers. De bemanning bestond uit J.S.W. van der Feijst (gezagvoerder), J.C.J. Vocke (boordwerktuigkundige), R. Aafjes (marconist) en Mej. A.E. Hermanides (stewardess).
De 9 passagiers zijn: het echtpaar G. J. Philips, de heer A. Content, zijn 14-jarige zoon, de heren Jos van Langen, S. Hoogstra, L.M. Nesbit (UK) A.G. Watts (UK) en de G.A. Flohr (D).
Persoonsinformatie
Johannes Simon Wilhelm Van der Feijst (Scheveningen, 17 oktober 1904) kwam op 1 mei 1932 in dienst bij de KLM en had 3200 vlieguren op zijn naam. Hij maakte 10 reizen naar Indië als co-piloot en vele Europese vluchten als gezagvoerder. Hij was een ervaren vlieger die deze route Amsterdam-Milaan v.v. al diverse malen gevlogen had. Van der Feijst was gehuwd, had 2 kinderen en woonde in Heemstede.
Rudolf Aafjes (Bussum, 19 april 1907) trad op 22 oktober 1934 in dienst bij de KLM, was gehuwd en had geen kinderen. Hij woonde in Rijk (Haarlemmermeer).
Johannes Casparus Jacobus Vocke (Haarlem, 19 mei 1909) was sedert 13 juni 1927 in KLM dienst. Hij was een gewaardeerd technicus, die eerder meehielp met het monteren van (per schip uit Amerika overgevaren) Douglasmachines in Cherbourg, zodat hij grote ervaring met deze vliegtuigen opdeed. Om deze reden werd hij 1 juni j.l. aangesteld als boordwerktuigkundige op de DC-2. Hij was ongehuwd en woonde in Haarlem.
Anna Elisabeth Hermanides (Noordwijk, 1908) was juist in dienst bij de KLM en had nog geen vaste aanstelling. Daarom droeg zij nog geen uniform. Dit was haar derde reis, en bedoeld om ervaring op te doen. Zij had zich zeer verheugd op haar vaste dienstverband dat op 1 augustus zou zijn ingegaan.
Gerard Jacques Philips (35) was directeur van de Parketvloerenfabriek De Tropen te Tilburg en woonde in Vught. Zijn echtgenote was Virginia Philips-Hurtubis (25)
Abraham Alexander Content (52) woonde in Berlijn als vertegenwoordiger voor Van den Bergh Ltd. te Rotterdam. Zijn zoon heette Alexander Abraham (14)
Joseph Martinus Maria (Jos) van Langen (Purmerend, 8/11-1909) was redacteur Buitenland van het dagblad De Tijd *)
Sybe Hoogstra (52) was directeur van de NV tot Exploitatie der Haveninrichtingen te Dordrecht.
L.M. Nesbit was journalist met vele publicaties over avonturenreizen, Hij was ongehuwd en woonde in Rome
(Commander) Arthur George Watts (52) was een bekend Engels artiest en kwam uit Hampstead
G.A. Flohr was directeur van een metaalwarenfabriek in Worms (D)
*)
Tussen de wrakstukken van de Gaai worden aantekeningen gevonden die Jos van Langen had gemaakt van zijn vakantiereis door Italië. Die aantekeningen waren bedoeld voor een reportage in De Tijd. Bij die aantekeningen doet men een schokkende ontdekking. Op de laatste pagina's van het notitieboekje heeft Van Langen, in steeds onduidelijker handschrift, het verloop van de laatste paar minuten van de vlucht genoteerd. Men leest over sneeuw, ziet de dalende vlieghoogte, ziet de woorden "knal" en "dalen snel". De allerlaatste aantekeningen zijn: "vlak over toppen", "bliksem" en "2100".......
Het notitieboekje wordt bewaard in het archief van het Persmuseum in Amsterdam.
De bijzonderheden m.b.t. de reis van Jos van Langen en het notitieboekje werden na onderzoek aan het licht gebracht door zijn nicht, Mevr. J. Haen- van Langen. Zij publiceerde hierover een uiterst interessant artikel in het blad Historisch Purmerend (nr. 30) van maart 2010.
Op 26 juli 1935 werden alle slachtoffers begraven.
Gezagvoerder van der Feijst en marconist Aafjes in een gemeenschappelijk graf op Zorgvlied (foto) te Amsterdam. Bij deze plechtigheid was KLM Directeur Plesman aanwezig. Vocke werd begraven op de R.K. Begraafplaats Sint Barbara in Haarlem en stewardess Hermanides in Noordwijk.
Van de passagiers werd Jos van Langen begraven op de R.K. begraafplaats in Purmerend, het echtpaar Philips in het familiegraf te Zaltbommel, de heer Content en zijn zoon op Zorgvlied in Amsterdam en Sybe Hoogstra op de Alg. Begraafplaatrs te Dordrecht.
Van de door de Gaai vervoerde post is geen geredde (Nederlandse) post bekend.